Paarden zijn van nature ongeveer zestig procent van hun tijd bezig met grazen en stappen. Dieren die daarin belemmerd worden ontwikkelen gedragsproblemen en problemen met hun gezondheid.(1) Om die reden is het concept ontwikkeld van een bewegingsstal.
Als er veel en/of hoog gras in een wei is, blijven paarden rondlopen bij het grazen. De graastijd is nauwelijks korter dan bij paarden die in een heel schrale wei staan. Het bewegen op zich is een basisbehoefte, niet alleen het zoeken naar voedsel. Wilde paarden en weidepaarden staan maar weinig stil: ongeveer 20% van de tijd. Bij het gemiddelde stalpaard is dat 80%. Als het grasrantsoen van een paard beperkt moet worden, is het beter om hem enkele uren in een paddock of grasloze uitloop te laten rondlopen of een graasmasker om te doen dan om hem op stal te zetten.
Gerelateerde onderwerpen:
Terug naar: