Ganzen zijn geharde dieren en houden het prima uit zonder schuilgelegenheid, hoewel enige beschutting in de vorm van een schuilhok met wat stro bij langdurige regenval, stevige wind en winterkou wel gewenst is. Ook bij dreiging van een vos dient er een afgesloten afrastering of een hok te zijn dat voor de nacht kan worden afgesloten.
Een ganzenvijver is aan te bevelen. Het zijn echter landvogels. Ze brengen slechts 10 procent van de tijd op het water door, groot hoeft de vijver dus niet te zijn. De vijver is geen drinkvoorziening, daarvoor dienen aparte waterbakken. De vijver dient om in te baden, te paren en in weg te vluchten.
Ganzen zijn graseters en hebben dus een wei nodig. Vanwege de grote hoeveelheden mest die ze produceren, is voor een paartje een grasveld van minimaal honderd vierkante meter noodzakelijk. ’s Zomers geven planten en struiken beschutting tegen de felle zon.
In een wei waar paarden grazen, blijft nog genoeg gras voor ze over. Je kunt ze bijvoeren met gemengd graan of korrels voor watervogels.
Ganzen gaan meestal goed samen met andere dieren in een wei, mits deze groot genoeg is en de dieren toegang hebben tot hun eigen voeding. Vooral tijdens het broedseizoen zijn ganzen feller naar andere diersoorten. Verblijven ganzen in een niet overdekte ruimte, dan ligt het voor de hand ze te kortwieken. Leewieken is nog tot 2018 toegestaan.
Gerelateerde onderwerpen:
Terug naar:
