Dit ras stamt uit het gelijknamige vissersdorpje aan de Franse Atlantische kust ter hoogte van Rochelle. Hoe is ontstaan is niet met zekerheid te zeggen. De Fransen laten de afstamming in het midden, terwijl de Engelsen een hele lijst rassen als voorouders noemen, onder andere Croad Langshans, Coucou de Rennes, Faverolles en Gâtinaises etc.
De intens bruine eieren, die nog donkerder zijn dan van de Barnevelder en de Welsumer heeft de Marans internationale roem bezorgd. Er bestaat een Franse en Engelse fokrichting waarbij het verschil is dat de Franse dieren enige bevedering aan de loopbenen en buitentenen hebben, terwijl de Engelse dieren zonder veren aan voeten en poten door het leven gaan.
Het is een vrij fors hoen met een middellange, gestrekte lichaamsvorm, niet erg hooggesteld. De oogkleur is oranjerood. De haan weegt 3,5 tot 4 kg en de hen 2,5 tot 3 kg. Het ras is erkend in de volgende kleurslagen: koekoek; koekoek zilverhalzig; koekoek goudhalzig, wit, zwart en zwart koperhalzig. Omdat je de kleur koekoek zilverhalzig weinig ziet even een korte omschrijving van de kleur van de haan. Deze is koekoekgetekend met uitzondering van het hals- en zadelbehang dat een zilverwitte omzoming heeft terwijl rug en schouderveren egaal zilverwit zijn. De hen is koekoekkleurig met uitzondering van de hals die zilverachtig wit is met een geringe koekoektekening.
De Marans is geschikt voor de vrije uitloop, maar kan ook in een beperkte ruimte worden gehouden. Ook bij de oude hennen komt broedsheid regelmatig voor. Het zijn goede broeders en verzorgers van de kuikens.
Terug naar: