De Groninger meeuwen zijn in 1978 door de Stichting Zeldzame Huisdierrassen als "uiterst zeldzaam" in de boeken opgenomen. Hoe snel iets kan veranderen blijkt wel bij dit ras. Twee jaar later werd de Groninger Meeuwen Club opgericht en op de eerste clubshow van dit ras waren ruim tachtig Groninger meeuwen aanwezig.
De Groninger Meeuw is nauw verwant aan de Oost Friese meeuw. Door de Duitsers is dit oorspronkelijke landhoen door inkruising van andere rassen echter omgebouwd tot een zwaarder ras met meer productie eigenschappen. Gelukkig is deze ‘ombouw’ niet helemaal geslaagd en kwamen er uit de nieuwe Oost-Friese Meeuwen ook dieren tevoorschijn die veel op de Groninger meeuw leken. Met behulp van deze hoenders was het mogelijk de Groninger meeuw weer snel terug te fokken.
De oorspronkelijke Groninger meeuw is ontstaan uit fors uitgevallen Friese hoenders, die door een Groninger fokker onder de naam van dit ras waren ingezonden naar een tentoonstelling van de Nederlandsche Hoender Club. Deze heeft hem echter verzocht zijn dieren anders te noemen, vanwege het afwijkende type. De Groninger meeuw verschilt namelijk nogal van het Friese hoen, hennen en hanen zijn zwaarder en forser. De brede borst wordt enigszins opgericht gedragen. De rug en het zadel zijn breed en middellang.
De Groninger Meeuw heeft een enkele kam, die helder rood en middelmatig groot is. Bij de hen valt deze bij voorkeur aan de achterzijde iets om. De oren zijn wit, de ogen donkerbruin en de poten leiblauw. Het ras is erkend in drie kleurslagen: zilver-, goud- en citroenpel. De pelling is geblokt.
Het is een landhoen, met andere woorden: levendig van karakter, met een behoorlijke eierproductie. Zoals bij de andere gepelde rassen wijkt de haan in kleurpatroon af van de hen.
Terug naar: