Schapenrassen vertonen een grotere genetische diversiteit dan koeien- of hondenrassen. Die variatie komt onder meer tot uitdrukking in een grote verscheidenheid in de kleuren van de wol, de grootte van de schapen, hun groeisnelheid en voortplanting.
Tot deze conclusie komt een internationaal gezelschap van wetenschappers, onder wie de Nederlander Hans Lenstra. De grotere genetische variatie bij schapen is het gevolg van het domesticatieproces 11.000 jaar geleden en de selectie die sindsdien heeft plaatsgevonden. Daardoor is een breed spectrum aan rassen ontstaan: wol-, melk- en vleesrassen. In eerste instantie werden schapen vooral gehouden voor het vlees. Pas veel later - 4.000 tot 5.000 jaar geleden - werden de wol en de melk interessant.
Schapen met en zonder hoorns
De onderzoekers hebben 49.034 genvarianten bij 2819 schapen van 74 rassen bestudeerd. Gebleken is dat al heel vroeg in het domesticatieproces vooral geprobeerd is schapen zonder hoorns te fokken. Daardoor hebben schapen tegenwoordig ofwel een gen dat hoorns oplevert, ofwel een gen dat ze hoornloos maakt. Ook troffen de onderzoekers een genetische vermenging van schapenrassen aan: gevolg van de vele kruisingen die in de loop der millennia hebben plaatsgevonden.
Redactie Levende Have/ PloS Biology