
Paarden (Equus caballus) zijn planteneters (herbivoren), en ze behoren net als de ezels en de zebra’s (wilde paardachtigen) tot de familie equidae
.
Mensen hielden 5,5 eeuw geleden al paarden voor de melk, het vlees en het transport. Dat blijkt uit de resulaten van archeologisch onderzoek in Kazachstan. Nadat het paard eeuwenlang was bejaagd voor zijn vlees, kwam de mens er achter dat het dier meer nut had dan het simpelweg op te eten. Het paard werd als trekdier en rijdier in oorlogen en op het land gebruikt. Paarden werden - en worden nog steeds - niet zozeer gehouden voor het vlees of de vacht, maar voor gebruiksdoeleinden.
In de moderne tijd zijn in de Westerse wereld de gebruiksdoeleinden van het paard overgenomen door machines; de tank en de tractor. Het paard in de sport heeft daarentegen een enorme vlucht genomen. Het aantal recreatie- en sportpaarden in Nederland wordt geschat op 400.000.
De grootte van een paard wordt bepaald aan de hand van de schofthoogte, die kan varieren van enkele tientallen centimeters tot meer dan 2 meter. Een paard weegt gemiddeld
Van de in het wild levende rassen is alleen het Przewalski paard over, en verder bestaan er enkele teruggefokte wilde rassen en verwilderde afstammelingen van gedomesticeerde paarden. Uit de wilde soorten zijn diverse paardenrassen ontstaan.
Gerelateerde onderwerpen:
Terug naar: