Geitenlammeren zijn voor hun weerstand afhankelijk van antistoffen uit de biest (moedermelk). Voor een optimale afweer is biest van de eigen moeder het beste, maar met de biest kunnen ook ziektes als Caprine Artritis Encefalitis (CAE), Caseous Lamphadenitis (CL) en paratuberculose (paratbc) van moeder op lam worden overgedragen.
Geitenbiest van eigen geiten is altijd het beste als het bedrijf vrij is van deze ziekten. Is dit niet het geval, dan is geitenbiest afkomstig van een ander, ziektevrij bedrijf een goede optie. Of koeienbiest die gegarandeerd vrij is van paratbc. Met kunstbiest lijken jonge lammeren onvoldoende antistoffen binnen te krijgen, wat kan leiden tot meer ziekte en achterstand in ontwikkeling.
Verse biest
Het is verstandig om verse biest te gebruiken, die een zo hoog mogelijke concentratie antistoffen heeft. Biest van jaarlingen bevat meer antistoffen dan biest van oudere geiten, evenals biest van de eerste melkmaal. Als biest van koeien wordt gebruikt, is het belangrijk om rassen te gebruiken met een lage melkproductie. Deze verdunnen de biest minder, waardoor deze een hoge concentratie antistoffen bevat. De geitenhouder dient de biest van een andere dierhouder altijd te controleren met een biestmeter.
Vier V's
Voor de biestverstrekking gelden de vier V’s: Vers, Vlug, Vaak en Veel. De eerste gift dient binnen anderhalf uur na geboorte te worden gegeven en de tweede binnen zes uur. Per gift is de minimale hoeveelheid 150 ml. Als lammeren koe- of kunstbiest krijgen, is het belangrijk dat lammeren geen biest bij de moeder drinken om verticaal (moeder op jong) overdraagbare ziektes te voorkomen. (1)
(1) "Invloed van biestsoort op immuniteit en ontwikkeling van geitenlammeren". Louis Bolk Instituut, 2007
Terug naar:
