De kippen die mensen in het verleden hebben geselecteerd voor domesticatie, werden gaandeweg steeds tammer. Onderzoekers van de Zweedse Linköping University hebben het domesticatieproces dunnetjes overgedaan en daaruit blijkt dat na vijf generaties de tammere kippen harder groeiden, ook al aten ze minder dan de wildere kippen. Ook legden ze grotere eieren.
De onderzoekers maakten gebruik van rode bankivahoenders (gallus gallus). Ze selecteerden twee groepen: kippen die niet zo bang zijn voor mensen en kippen die wel angstig zijn. Bij de tamme kippen werd meer serotonine aangetroffen dan bij de bange kippen. Serotonine is een neurotransmitter die invloed heeft op het geheugen, stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie, seksuele activiteit en eetlust.
De onderzoekers veronderstellen dat bij de selectie van kippen in het domesticatieproces vooral werd gelet op het gemak waarmee deze dieren konden worden gehouden. Dat deze in aanleg tammere dieren ook meer vlees en eieren opbrachten, hangt samen met de toename van serotonine, die toenemende tamheid met zich meebracht. Volgens de wetenschappers kunnen de resultaten van hun onderzoek ook worden toegepast op varkens, schapen en koeien.
Redactie Levende Have/ Bron: Biology Letters september 2015