Bladeren zijn een goede en voedzame aanvulling op het gebruikelijke rantsoen van koeien, geiten en schapen. Ze zijn een bron van eiwit, mineralen en sporenelementen. Bovendien bevatten veel bladeren belangrijke plantenstoffen die een positief effect hebben op de vertering en gezondheid van herkauwers.
In het praktijknetwerk ‘Voederbomen en Functioneel Landgebruik’ is de inpasbaarheid van voederbomen op vier melkvee- en geitenbedrijven getest. In de periode van 2011-2014 is gekeken naar mogelijkheden binnen de verschillende bedrijfsvoeringen en de inpasbaarheid binnen het landschap. Daarnaast was er aandacht voor de teelt, oogst, voeder- en energiewaarde van de bomen en struiken.
Bij voederbomen moet worden gedacht aan wilgen, elzen en de robinia pseudoacacia. De meeste bladsoorten kennen eiwitgehalte van 150 tot 200 gram per kilogram droge stof. Dit is vergelijkbaar met gras. Afhankelijk van de boomsoort kan dit oplopen tot wel 270 gram per kilogram droge stof. Naast eiwit bevatten bomen en struiken ook secundaire plantenstoffen, die een positieve bijdrage leveren aan de diergezondheid. Een van de meest voorkomende plantenstoffen zijn looistoffen. Deze stof maakt het eiwitbestendiger. Dit zorgt voor een betere vertering wat leidt tot een gunstiger eiwitbenutting.
Het toepassen van voederbomen is interessant voor bedrijven met herkauwers vanwege:
- het positieve effect van secundaire plantenstoffen op de vertering en de diergezondheid;
- extra mineralen en sporenelementen;
- het levert een positieve bijdrage aan het diereigengedrag van herkauwers;
- het leidt tot een hogere totaal opbrengst in mengteelt met andere gewassen;
Redactie Levende Have/ Bron: Louis Bolk Instituut