Begrazing door schapen in de kalkarme duinen van de gemeente Bergen in Noord Holland bevordert vergrassing, maakt de bodem rijker aan voedingsstoffen, bevordert verspreiding van ongewenste planten, en vernietigt korstmosvegetaties en bosmierennesten. Ook gaan de schapen verheiïng na brand tegen.
Tot deze conclusie komt de bioloog Peter Boer. Boer pleit ervoor om de kudde van 250 Veluwse en Kempische heideschapen uit het gebied te verwijderen.
De heiden achter de zeereep zijn natuurlijke vegetaties in een eindstadium. Daar is volgens Boer geen beheer noodzakelijk. Dit geldt niet voor meer landinwaarts gelegen heidevelden, die zijn ontstaan op zandzeggevegetaties. Zonder beheer verruigen deze terreinen (bijvoorbeeld met duinriet en braam) en komt er opslag van bomen.
''Als we de heidevelden van de middenduinen aan hun lot overlaten, zullen heidevelden geleidelijk veranderen in bos. Als we in onze duinen bossen kappen en het hout en strooisel afvoeren, verandert de kapvlakte weer in heide. Willen we houden wat we hebben, dan moeten we geforceerd de natuurlijke successie bestrijden. Of moeten we de successie haar gang laten gaan en af en toe een stuk bos kappen om weer heide te creëren? Waarschijnlijk is het laatste een goedkopere en natuurlijkere gang van zaken, die naar mijn idee veel meer de gewenste biodiversiteit zal bevorderen.''
Boer is niet de eerste die de inzet van schapen ter discussie stelt. Schapen weten zelfs de hei te vernielen, stelt hij. Dat komt doordat ze gras als mest weer uitpoepen. ''Vroeger stonden ze ’s nachts op stal en wat ze daar poepten, werd gebruikt als mest op de moestuin en als bouwmateriaal: plaggen. Nu blijven ze buiten en met hun mest verspreiden ze graszaden. Schapen moeten daar de korstmosvegetatie beschermen tegen het gras, en dat pakt dus averechts uit. Schapen vertrappen bovendien de korstmossen. Ze vertrappen ook mierennesten.''
Redactie Levende Have/ Bron: KNNV blad Natura Vereniging voor Veldbiologie