Er is nog geen definitieve oplossing voor met Q-koorts besmette geitenmest. Het verkleinen/hakselen van de mest als voorbewerking voor sterilisatie c.q. verbranding, draagt bij aan verspreiding van de bacterie C. burnetii. De kans op vorming van besmette stofdeeltjes is zelfs substantieel groter dan bij het uitmesten van een potstal. Verspreiding kan alleen in een volledig gesloten procesgang worden voorkomen.
Dat schrijft het Bureau Risicobeoordeling van de Voedsel en Warenautoriteit in een brief aan de directeur Voedselkwaliteit en Diergezondheid van het ministerie van LNV. Het Bureau was om advies gevraagd om te bezien of het verstandig is besmette mest te verbranden of te steriliseren. Volgens het Bureau is de hitteresistentie van C. burnetii, de bacterie die Q-koorts veroorzaakt, in mest niet bekend en de mate van afdoding in mest kan dus (nog) niet worden voorspeld.
Wel staat vast dat de inhoud van de potstal van een bedrijf dat Q-koorts heeft gemeld, zeer grote aantallen C. burnetii bevat. Tijdens het uitmesten, inladen, transporteren en uitladen van de mest kunnen zogeheten gecontamineerde stofaërosolen (besmette stofdeeltjes) ontstaan die infectie op grote afstand kunnen veroorzaken. Een lage vochtigheidsgraad van de mest en warm, winderig weer kunnen dit bevorderen.
Dossier