
De meeste beertjes uit de professionele varkenshouderij worden gecastreerd. Dit om eventuele berenlucht in het varkensvlees te voorkomen (3% van de beren geeft vlees dat gaat stinken als het bereid wordt). Over het standaard castreren van beren is echter veel te doen. Toch worden ook hobbyberen vaak gecastreerd. Zo kunnen ze wat makkelijker gehouden worden samen met zeugen, zonder dat dit problemen oplevert met ongewenste nakomelingen.
Castratie is mogelijk op jonge leeftijd (tussen de twee weken en twee maanden na de geboorte), maar het kan ook op latere leeftijd. Dat vergt dan wel een andere aanpak, inclusief algehele narcose. Een algehele narcose is overigens bij varkens altijd lastig, omdat moeilijk te bepalen is hoeveel narcosemiddel het varken nodig heeft. Als de castratie op jonge leeftijd plaatsvindt, volstaat een licht roesje (om de stress te verminderen) en een plaatselijke verdoving.
De dierenarts maakt een sneetje in de balzak en haalt de twee ballen eruit. Daarna bindt hij de zaadstrengen en bloedvaten af, waarna de ballen eraf worden gesneden.
Een gecastreerde beer heet een borg of barg.
Terug naar: