De 2-6 mm kleine aaltjeswormen leven in de dunne darm van varkens. Via de baarmoeder, de biest (eerste moedermelk) of de mest van de zeug komen ze terecht bij de biggen. De larven bewegen zich in de biggen door de huid, het bloed, de longen en de dunne darm. De biggen worden erg ziek. Ze krijgen huidbloedinkjes en een slap achterlijf. Ze braken en hoesten, hebben kramp en pijn en gillen bij aanraking. De larven zijn zichtbaar in de mest van het varken.
Om besmetting met de aaltjesworm te voorkomen, moeten drachtige zeugen kort (zo'n drie weken) voor het werpen ontwormd worden. Ook moeten ze een droog en schoon kraambed hebben. Als de biggen toch besmet zijn, moeten de hele toom en de moederzeug om de paar dagen ontwormd worden, conform het schema dat de dierenarts voorschrijft.
Terug naar: