
Een schapenwei van 1 ha is groot genoeg voor 10 tot 15 schapen. Dat geeft voldoende mogelijkheden om gedeeltes van de wei af te rasteren en de schapen geregeld in een ‘verse wei’ te laten lopen.
Dit weidewisselen is van belang voor het tegengaan van worminfecties. Bovendien kan op deze manier de weide goed verzorgd worden.
Wordt een perceel teveel afgegraasd, dan maken allerlei ongewenste planten een kans, zoals brandnetel, ridderzuring en jacobskruiskruid
. Tussentijds maaien houdt de wei in een goede conditie.
Bij de keuze van de afrastering moet rekening worden gehouden met de grootte van de schapen, hun beweeglijkheid (sommige rassen, zoals de Soayschapen, zijn echte springers) en de aanwezigheid van lammeren. Een afrastering met schapengaas is veelal afdoende, hoewel een enkele stroomdraad de schapen op enige afstand van het gaas kan houden. Een elektrische afrastering met netten wordt veel gebruikt als de schapen geregeld van plaats veranderen. Dergelijke netten moeten, net als schrikdraad, regelmatig gecontroleerd worden. Als er onvoldoende stroom op staat, kunnen ze een gevaar vormen voor de dieren.
Hanteer, om zwoegerziekte te voorkomen, een afstand van drie meter tot een aangrenzende schapenwei met niet-zwoegervrije dieren.
Gerelateerde onderwerpen:
Terug naar: