De melkschapen waren van oorsprong typisch iets voor de kuststreek. Ze komen voort uit de melkschapenrassen die in de middeleeuwen werden gehouden in de gebieden langs de Noordzee, van Normandië tot Denemarken. Het Normandisch melkschaap is inmiddels uitgestorven, maar heeft nazaten in het huidige Lacaune-schaap (waarvan de melk de grondstof is voor de Roquefortkaas).
Het melkschaap had van oudsher een dubbel doel: melk en wol. De lange effen wolharen bleken uiterst geschikt voor het maken van stevige draden voor bovenkleding en voor tapijten. Eeuwenlang waren de Vlaamse melkschapen de leveranciers van de grondstof voor de beroemde Vlaamse wandtapijtindustrie (gobelins). Elk koninklijk hof in Europa, en in navolging de hoge adel en geestelijkheid, was het aan zijn status verplicht te pronken met reusachtige Vlaamse wandtapijten.
Vermoedelijk werden sinds de negentiende eeuw uit het Vlaamse schaap dieren geselecteerd met een melktypisch karakter. Na een lange bloeiperiode ging het echter langzaam bergafwaarts met het Vlaamse schaap en na de tweede wereldoorlog werden alle inlandse melkschapen samengesmolten tot het Belgisch melkschaap. Het Vlaamse schaap werd bijna volledig weg geselecteerd.
Hoewel de Belgische melkschapen tegenwoordig vooral worden gehouden voor de melk, kan het nog altijd goed mee als dubbeldoelschaap. Alleen voor de begrazing komt het ras niet in aanmerking. Het Belgisch melkschaap is helemaal geen kuddedier en daarom ook niet geschikt om mee rond te trekken. Het gedrag van deze dieren doet eerder denken aan dat van geiten dan aan dat van schapen. (1)
(1) Vlaamse, Friese en Zeeuwse melkschapen: zoek de verschillen, Levende Have oktober 2011
Meer info over ras: Steunpunt levend erfgoed
erug naar: