Waarom de Engelsen dit ras ooit Andalusiërs noemden, is onduidelijk. In het midden van de negentiende eeuw importeerden ze kippen uit diverse landen. Uit Spanje kwamen landhoenders, die werden aangeschaft omdat ze groter waren dan hun eigen landhoenders en bovendien beter legden. In diezelfde periode kwamen de Minorca’s en Spaanse witwangen naar Engeland. Vermoedelijk zijn hieronder witte en blauwe dieren geweest. Uit deze mengelmoes hebben de Engelsen, zoals bij veel rassen, een schoonheid gefokt.
De Andalusiër is een krachtig, maar slank gebouwd hoen met een vrij opgerichte houding. Het heeft een enkele, middelgrote kam, die bij de haan recht opstaat. Bij de hen valt deze naar één zijde om. De ogen zijn roodbruin en de oren wit. De haan weegt 2,75 tot 3,25 kg en de hen 2 tot 2,25 kg.
Het belangrijkste bij de Andalusiër is de fraaie blauwe kleur. Iedere veer is voorzien van een zwarte zoom, die de veer helemaal omsluit. Doordat bij de haan de hals- en zadelveren smal zijn, lijkt het of deze zwart zijn. Andere kleuren zijn bij dit ras niet erkend.
Dat de belangstelling bij de sportfokkers voor dit ras niet groot is, komt doordat ze bij paring van een blauwe haan met een blauwe hen theoretisch maar vijftig procent blauwe kuikens krijgen. De overige zijn zwart of vuilwit. De vuilwitte dieren hebben wel de dubbele-blauwfactor. In principe moeten uit een combinatie van zwart met vuilwitte dieren uitsluitend blauwe dieren voortkomen.
De Andalusiër verdient meer aandacht. Ondanks de fraaie verschijning, is het een zeer zeldzaam ras. De hennen leggen witte eieren van circa 60 gram. Het is een landhoen, wat betekent dat het een actief dier is, dat wel wat tijd en aandacht van de baas vraagt om vertrouwelijk in de omgang te worden.
Terug naar: