Osteochondrose komt geregeld voor bij veulens en jonge paarden, vooral bij warmbloeden. Het is een stoornis in de ontwikkeling van het kraakbeen, die kan voorkomen in elk gewricht, maar meestal in het spronggewricht en het kniegewricht. De aandoening wordt vaak in het kootgewricht aangetroffen als het veulen nog erg jong is (tot een half jaar) terwijl het in de knie pas rond de leeftijd van tien maanden kan worden waargenomen. Tijdens het eerste levensjaar is herstel goed mogelijk.
Osteochondrose levert lang niet altijd problemen op voor het paard. Bij veel paarden doen zich weinig tot geen symptomen voor. Maar het kan wel de verkoop van een paard bemoeilijken, omdat er toch een kans bestaat op kreupelheid.
Genetische factoren spelen een rol bij het ontstaan van osteochondrose. Onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde hengsten meer nakomelingen hebben met deze aandoening. Door hengsten en merries met een erfelijke aanleg uit te selecteren lijkt het aantal gevallen van osteochondrose af te nemen.
Osteochondrose kan ook het gevolg zijn van snelle groei. Een tekort aan koper, zinkvergiftiging, een overmaat aan koolhydraten (en eiwit) of een abnormale calcium/fosfor verhouding in het voer zijn eveneens factoren die bijdragen aan het ontstaan van deze aandoening. Veulens die te weinig beweging krijgen lopen meer risico.
Terug naar: