Tekst: Jinke Hesterman
Wie landbouwhuisdieren houdt, krijgt met regels en wetten te maken. Wie goed voor zijn dieren wil zorgen, krijgt met nog meer regels en wetten te maken. Achter deze regels en wetten zit, als het goed is een zekere logica. Maar wie het buitengebied beschouwt, begrijpt er al gauw helemaal niets meer van. Grote delen van het land zijn volgebouwd met afzichtelijke schuren en bedrijfsgebouwen, terwijl een eenvoudige burger die een mooi stalletje wil neerzetten voor zijn dieren, geen vergunning krijgt.
Mag niet volgens het bestemmingsplan, heet het dan. Of: we willen verrommeling van het landschap tegen gaan. Gemeenten schermen met allerlei valide en minder valide argumenten. Ondertussen ziet de burger zich genoodzaakt dan maar een oude zeecontainer te plaatsen, waarmee de ontsiering van het landschap juist in de hand wordt gewerkt.''Koop liever geen dieren als je ze niet goed kunt huisvesten’’, zegt wethouder dierenwelzijn Robert Blom (VVD) uit Alphen aan de Rijn. ‘’Praat eerst met de gemeente om te kijken wat er mogelijk is. Als je niet mag bouwen, begin er dan niet aan.’’Wethouder Blom heeft gelijk, maar zijn welgemeende advies is niet altijd even makkelijk op te volgen. Vaak zijn de dieren er al en doet de gelegenheid zich voor een stukje grond bij te kopen. Fijn voor de dieren - krijgen ze wat meer de ruimte. Maar felle zon en snijdende kou maken het nieuwe land al gauw tot een onherbergzaam oord. Wethouder Blom kent de trieste aanblik van een paar schapen of pony’s die, terwijl het regent dat het giet, onbeschut in een weiland staan te verkommeren. Zodra hij dat ziet, gaat er een pijnscheut door zijn dierenhart. ‘’Daar ben ik keihard tegen’’, zegt hij. Aan de ene kant is er het belang van dierenwelzijn, aan de andere kant de noodzaak om in ons kleine land zorgvuldig om te springen met de schaarse ruimte. Vooral dat laatste belang is onderhevig aan zeer gedetailleerde wet- en regelgeving, van bouwbesluit tot en met bestemmingsplannen.Vergroting woongenot
In al die regels zit echter een bepaling die niet zozeer het dierenwelzijn dient, maar waarvan wel gebruik gemaakt zou kunnen worden om de dieren een dienst te bewijzen. Onder het mom van ‘’vergroting van het woongenot’’ kan een dierhouder op zijn zij- of achtererf wel degelijk een stalletje bouwen. Deze bepaling uit het ´Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken´ was voor de gemeente Tilburg, stad van dierenwelzijnswethouder Marieke Moorman (PvdA) zelfs aanleiding om een nota op te stellen. Ambtenaren van de gemeente kwamen namelijk in het buitengebied geregeld bijgebouwen en overkappingen op het spoor, die qua maatvoering en situering voldoen aan de regels van het vergunningvrij bouwen, maar waarvan onduidelijk was of ze het woongenot wel vergrootten.De gemeente Tilburg wilde weten of volgens genoemd besluit bijvoorbeeld achter de woning vergunningvrij een paardenstalletje gebouwd mocht worden. Ja, dat mocht, zo bleek uit nader onderzoek, mits het gebruik paste binnen de ‘’woondoeleinden-bestemming’’ en in de hobbymatige sfeer bleef. Concreet betekent dit volgens Tilburg dat vrijwel elk gebruik van vergunningvrije bijgebouwen en overkappingen is toegestaan, mits dit als hobbymatig aangeduid kan worden en het geen inrichting is in de zin van de Wet Milieubeheer.
Erf
Ander belangrijk punt: wat is een ‘’erf’’? Het besluit spreekt in dit verband over een “al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.’’
Voortouw
De Tilburgse interpretatie van de regelgeving biedt zeker perspectief voor dierhouders met bouwplannen, maar is verre van ideaal voor iemand met meerdere stukken grond, dichtbij of wat verder van huis. Wethouder Blom uit Alphen aan de Rijn heeft daar wel oog voor. ‘’Wat mij betreft moet je een schuurtje voor een paar schaapjes neer kunnen zetten, zonder dat zich daar een gemeente of een provincie mee bemoeit’’, laat hij zijn liberale dierenhart spreken. ‘’Dit heeft absoluut mijn aandacht. Helaas mag ik niet alles in m’n eentje besluiten. Ik heb de ruimtelijke ordening niet in m’n portefeuille, maar ik weet dat mijn collega-wethouder hier sympathiek tegenover staat. Ik wil wel het voortouw nemen. Het kan best zijn dat een stalletje niet mag omdat het bouwwerk het uitzicht bederft, of omdat de buren erop tegen zijn, maar als er geen belemmeringen zijn, dan moet je je als gemeente niet chagrijnig opstellen en alles doen om te helpen. Ik ben daarbij niet bang voor precedenten. Dat valt in de praktijk altijd heel erg mee. Toestemming voor een schuurtje voor de dieren, is nog geen vrijbrief voor de bouw van een manege. Dat snapt iedereen.
Agrarisch bedrijf
Binnenkort hebben de dierenwelzijnswethouders weer overleg met elkaar en Blom wil het onderwerp wel aankaarten. Ook de Enschedese wethouder Jelmer Van der Zee vindt dat dierenwelzijn zeker meegewogen moet worden bij het al dan niet toekennen van bouwvergunningen. In de gemeente Enschede is op het moment nog altijd het bestemmingsplan Buitengebied 1996 van kracht. Daarin staat, zoals in zovele bestemmingsplannen elders in het land, dat er uitsluitend gebouwd kan worden ten dienste van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De bebouwing dient daarbij plaats te vinden binnen een bouwperceel. Alleen agrarische bedrijven hebben een bouwperceel.Daarnaast mogen grondgebonden agrarische bedrijven met vrijstelling van het bestemmingsplan buiten een bouwperceel één melkstal (75m2) en één schuilstal (50m2) met een goothoogte van 2,50 bouwen, mits aangetoond kan worden dat de stal nodig is voor de bedrijfsvoering. Verder kent het bestemmingsplan Buitengebied 1996 geen mogelijkheden om schuilgelegenheden te bouwen.Over rechtsongelijkheid gesproken: melkveehouders bijvoorbeeld mogen dus wel schuilstallen in de wei zetten, hobbyboeren niet. ‘’We hebben een mooi buitengebied en dat willen we graag zo houden. De ruimtelijke kwaliteit wordt geschaad als je maar overal schapenkotjes neerzet’’, zegt Jelmer van der Zee. Hij verwijst naar slechte ervaringen met vergunningen uit het verleden: ‘’Een schuurtje werd een huisje en een huisje werd een huis.’’ Om die reden worden aanvragen van particulieren nu geweigerd en het zou inconsequent zijn als de gemeente Enschede ineens de koers drastisch wijzigt.
Opstand
Hoopgevende geluiden. Maar gemeentelijke overheden zijn niet de enigen die iets kunnen verbeteren aan de omstandigheden waaronder ‘’buitendieren’’ moeten leven. Mocht er al een vergunning voor een stalletje worden afgegeven, dan kunnen omwonenden daar altijd nog een stokje voor steken. Zo is in Schagen een opstand tegen een dierenhok uitgebroken. Op een stuk grond nabij een woonwijk zou een dierenverblijf komen, een gebouwtje van twaalf bij acht meter en vierenhalve meter hoog, bestemd voor een paar schapen, geiten, kippen en konijnen van een kinderboerderij. Angst voor lawaai, stank en vliegen kreeg de overhand. Het hele plan gaat voorlopig niet door. Daaruit blijkt maar weer dat zelfs als een gemeente wil meewerken aan bouwplannen, er altijd nog andere krachten kunnen zijn die de komst van een dierenverblijf kunnen tegenhouden.
Hooiberg als schuilplaats
Al in de vroege middeleeuwen kwamen in Nederland hooibergen voor. Dit aloude landschapselement behoort onmiskenbaar tot ons cultureel erfgoed en is nauw verbonden met het boerenbestaan. Veel zijn er verdwenen, maar de herwaardering voor de hooiberg is gaande. Er is zelfs een Stichting Kennisbehoud Hooibergen Nederland, die op internet een virtueel hooibergenmuseum*) heeft ingericht, met informatie over restauratie en zelfbouw, stijlen, bouwtekeningen, subsidie, en veel foto’s. Hooibergen kunnen goed dienen als schuilgelegenheid voor dieren. Ze zijn een sieraad voor het landschap. Het is niet echt een gebouw, maar wel een overkapping en zou als zodanig getoetst moeten worden aan de regelgeving. De ervaring leert dat gemeenten nogal eens toestemming verlenen voor een hooiberg. De eenvoudigste vorm bestaat uit één paal (roede) en een rieten dakje. Dit type kwam vroeger vooral voor langs de Gelderse IJssel. In de Achterhoek zijn ze weer in opkomst. Op de Veluwe vinden we nog wel typisch tweeroedige bergen. Ze hebben dan een simpel zadeldakje dat omhoog en omlaag bewogen kan worden. Hooibergen met vier, vijf of zelfs zes roeden zijn in het zuiden van de Veluwe, het Utrechts plassengebied en rond Amersfoort te vinden. Behalve de berg voor hooi of granen is er ook de berg met een houten zoldertje boven de grond, de tasvloer, waaronder een bergplaats is ingericht. Vooral in de Betuwe komt de schuurberg voor: aan twee of drie kanten is er een aanbouwtje: voor kippen, jongvee of gereedschap en brandstof