
Laat het dier zelf beslissen, zegt emeritus hoogleraar gedragsfysiologie Jaap Koolhaas. De omgeving waarin we dieren houden zou zo ingericht moeten worden, dat ze zelf hun keuzes kunnen maken.
Koolhaas sprak op 23 september 2021 bij het afscheid van Hans Hopster als lector dierenwelzijn van Van Hall Larenstein en onderzoeksleider bij Wageningen Universiteit. Op verzoek van Hopster ging hij in op de vraag of het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag het welzijn van dieren verbetert. Niet alleen een wetenschappelijke vraag, maar ook een politieke vraag. Eerder dit jaar is via een amendement van de Partij voor de Dieren de Wet Dieren gewijzigd. Dankzij dit amendement kan het huisvesten van dieren zoals we dat gewend zijn, niet langer als redelijk doel worden beschouwd. De manier van huisvesten moet worden aangepast aan het dier, in plaats van andersom. Het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag is volgens de indieners van de wetswijziging een belangrijke voorwaarde voor het houden van dieren.
Koolhaas presenteerde een zeer brede opvatting over natuurlijk gedrag: zelfs een leeuw die door een hoepel springt vertoont natuurlijk gedrag, zei hij. ''Het hoort immers bij normaal gedrag dat leeuwen dingen kunnen leren.'' Over het belang van het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag binnen de bandbreedte zoals Koolhaas schetste (gedrag zoals dat in de natuur voorkomt, met het bijbehorende gedragsrepertoire, gebruik makend van de biologische eigenschappen van de soort, met aangeboren en aangeleerde componenten), hoeft geen misverstand te bestaan. Koolhaas plaatste daarbij wel de kanttekening dat veel ogenschijnlijk onnatuurlijk gedrag als natuurlijk gedrag moet worden beschouwd. Niet alleen de leeuw die door een hoepel springt, maar ook de muis die in een kooitje op een pedaal drukt om voedsel te krijgen, vertoont natuurlijk gedrag.
'Welzijn berust op het activeren van het beloningssysteem in het centrale zenuwstelsel'
Het begrip natuurlijk gedrag is met andere woorden zo breed dat je er zeer veel kanten mee op kunt. Koolhaas zei de intentie van de wetswijziging goed te vinden, maar de uitvoering problematisch. Beter is het om dierenwelzijn te koppelen aan autonomie. Om het welzijn van dieren te verbeteren zal de houderij moeten worden afgestemd op vrijheid, zodat dieren zelfstandig beslissingen kunnen nemen. Routine, elke dag dezelfde handelingen uitvoeren, eten uit een bak zonder dat ze er iets voor hoeven te doen, gebrek aan regie is voor dieren net zo geestdodend als lopendebandwerk voor de mens.
Koolhaas haalde diverse onderzoeken aan waaruit blijkt dat autonomie wezenlijk is voor tevredenheid, welbevinden, gezondheid. Dat geldt voor mensen, maar evenzeer voor dieren. Bij veel diersoorten is aangetoond dat ze plezier beleven aan zelf beslissingen nemen, aan zelf controle te hebben over de situatie waarin ze verkeren, aan inspanningen leveren om een doel te bereiken. Koolhaas verwees naar de ''Law of effect'', een principe uit de psychologie en de gedragsconditionering dat al 1898 door Edward Thorndike is bedacht. Verschillende gedragsonderzoeken hebben een vergelijkbaar principe aangetoond bij dieren, waarbij het activeren van het beloningssysteem in het centrale zenuwstelsel een belangrijke rol speelt. Zo bleken duiven, gesteld voor de keuze om aangeboden voer op te eten of voor dat voer iets te doen, aan dat laatste de voorkeur te geven. ''Werken voor voedsel is belonend'', aldus Koolhaas. ''Het beloningssysteem is relevant voor dierenwelzijn. Welzijn berust op het activeren van dat systeem.''
Vijf vrijheden van Brambell
De visie van Koolhaas staat haaks op de zogeheten vijf vrijheden van Brambell, die jarenlang leidend waren in het denken over dierenwelzijn. Volgens Brambell, die in 1965 in opdracht van de Britse regering vijf voorwaarden opstelde waaraan het houden van dieren moest voldoen, staat dierenwelzijn gelijk aan de afwezigheid van honger, dorst, ongemak, pijn, verwonding en ziekte, stress en angst en de mogelijkheid om normaal gedrag te vertonen.
Koolhaas heeft het over een interessante paradox, waarmee Brambell geen rekening heeft gehouden: hoe groter de honger, hoe groter de beloning als het gedrag van een dier zo succesvol is dat de honger wordt opgeheven. ''Een dier dat geen honger en geen dorst heeft, is dood'', prikkelt Koolhaas de gedachtenvorming. Hij omschrijft de essentie van dierenwelzijn als het succes van zelf geïnitieerd gedrag; ''het vermogen van het dier om zich aan te passen en de regie te voeren in het licht van de eigen, soortspecifieke, emotionele en sociale mogelijkheden en beperkingen''.
Prof.dr.Jaap Koolhaas studeerde biologie in Groningen, waar hij in 1975 promoveerde op een proefschrift over de neurobiologie van agressie. Jarenlang was hij als gedragsfysioloog verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen
Redactie Levende Have